Historie - History
De bewoning van Guinée heeft zich over duizenden jaren uitgestreken. In de 10de eeuw vestigden zich de
Soussou en Malinké. Het gebied van het huidige noorden van Guinée (Opper Guinée) was van de 10de tot 19de
eeuw onder het beheer van elkaar opvolgende Afrikaanse rijken (Ghana 10de en 11de eeuw, Mali 11de tot de 14de
eeuw en Songhay van de 14de tot in de 19de eeuw). Rond 1350 reisde de Arabische wereldreiziger Ibn Battuta langs
de Niger. Hij zag daar een opvoering van het Sunjata-epos door ‘griots’, West-Afrikaanse barden.
Europese handelaren waren sinds de 15e eeuw actief langs de kust, maar vestigden zich pas in de late 17e eeuw in
dit gebied. In de 18de eeuw lag langs de oevers van de Niger een koninkrijk Genni, dat terugkomt in Berber-documenten
uit die tijd. De belangrijkste voorkoloniale staat op het grondgebied van het huidige Guinée werd door de islamitische
Fulani in het hoogland Fouta Djalon gesticht nadat zij de Heilige Oorlog van 1725 hadden gewonnen en de Soussou naar
de kuststreek hadden verdreven. De slavernij volgde toen de Portugezen in de 15de eeuw (o.l.v. Pedro da Cintra) voet
aan wal hadden gezet in West Afrika. Rond 1460 noemde Da Cintra het gebied Cap de Sagres en later Guinée.
Guinea was once a part of the great Mali Empire. Guinea became a French colony in 1890 with much resistence and hostility
from the people and with the French removing or destroying most of their equipment as they left. Guinea covers 94,000
square miles and is divided into four regions: the coast of lower Guinea; the central, mountainous Fouta Djalon; the
savanna of upper Guinea; and the forest in the southeast. For thousands of years, Guinea was populated by various peoples.
In the tenth century A.D., Soussou and Malinke groups began to move into the area. Upper Guinea was part of the Ghana
Empire in the 10th and 11th centuries, the Mali Empire until the 14th century, and the Songhai Empire until the 19th
century. The Fulani moved into Guinea in the 17th century, bringing Islam with them and pushing the Soussou to coastal
areas. French rule began in the 19th century. After World War II, several labor parties were established, including the
Parti Democratique de Guinee led by Ahmed Sekou Toure. In 1958, this party organized support to vote against Charles de
Gaulle’s proposed French community and then declared independence, resulting in Guinea being cut off from France’s
financial aid and other assistance programs. Guinea was also shunned by other Western nations and, in this relative
isolation, developed a strong national identity. Sekou Toure governed a one-party state and progressively developed
strong dictatorial tendencies. He survived several attempted coups and continued to rule Guinea until his death in 1984.
Two weeks later, the military took control of the government and established the Second Guinean Republic under Lansana
Conte. Presidential and parliamentary elections took place in late 1993 and Lansana Conte was declared president. He
again won the presidential elections in 1998 and died December 22, 2008. At that stage the National Counsil for Democracy and
Development (NCDD) took over power and appointed the 44 years old army captain Moussou Dadis Camara as 2nd President of the
3rd Republic of Guinea. President Camara promised to hold transparant and free elections within approx. 1 year.
De Franse invloed
De aanspraken van Frankrijk op zuidelijk Guinée en het eiland Tombo (nu Conakry) stammen uit respectievelijk
1783 en 1885. Het gebied werd bestuurd vanuit Dakar (Senegal) tot 1891, in welk jaar het een autonome kolonie
van Frankrijk werd. In het begin van de 19de eeuw toonden de Fransen belangstelling voor het gebied en tussen
1848 en 1865 sloten ze verdragen met de kustvolken. In 1881 werd in Fouta Djalon het Franse gezag door de emir
van de Fulani aanvaard. Tussen 1881 en 1886 werden met Engelsen, Portugezen en Duitsers overeenkomsten gesloten
(The Scramble of Africa) waarbij de grenzen werden vastgelegd. Guinée behoorde eerst administratief bij Senegal,
maar werd in 1890 een aparte kolonie, eerst Rivière du Sud, later Guinée française genoemd. In 1895 werd de
kolonie deel van het Gouvernement-generaal van Frans West-Afrika. Samouri Toure, een nationale held, was de
leider van het leger dat tegen de Fransen vocht. In 1898 werd Toure opgepakt en hij verdween. Zijn opvolger
was Ahmed Sekou Toure. Hij werd later een belangrijke vakbondsleider.
Toen de regering-De Gaulle in 1958 het Franse koloniale rijk in een gemeenschap van autonome staten omvormde,
en daarover referenda liet houden, was Guinée de enige staat die zich voor onmiddellijke en volledige
onafhankelijkheid uitsprak. Een prominente rol werd hierbij gespeeld door Ahmed Sekou Touré, secretaris-generaal
van de Parti Démocratique de Guinée-Rassemblement Démocratique Africain (PDG-RDA), die volledige onafhankelijkheid
eiste. Zo werd Frans Guinée in 1958 geheel onafhankelijk en werd Sekou Touré de eerste president van de Republiek
van Guinée. De PDG-RDA werd de enige politieke partij. De Fransen verlieten het land, namen alle kapitaal mee en
staakten alle hulp. De economie stortte in elkaar en Frankrijk keerde het land de rug toe. Pas in 1976 werden
de diplomatieke relaties weer hersteld. O.a. Ghana kwam Guinée te hulp met een lening en een gebaar van
solidariteit in de vorm van een unie tussen de twee landen, die echter geen werkelijkheid werd. In 1960
vormde Guinée met Ghana en Mali de Unie van Afrikaanse staten, die in 1963, na de oprichting van de Organisatie
van Afrikaanse Eenheid (OAE), werd ontbonden.
Vanaf 1960 verbeterden de betrekkingen met Frankrijk geleidelijk aan. Met Senegal, Mali en Mauritanië richtte
Guinée in 1968 de Organisatie van Oeverstaten van de Senegal op, die bevordering van economische, sociale en
culturele samenwerking beoogde. Deze organisatie viel in 1971 uiteen als gevolg van een conflict tussen Senegal
en Guinée, waaraan ten grondslag lag de door president Sekou Touré aan het adres van Senegal uitgebrachte
beschuldiging, dat in dat land zwarte huurlingen door Portugese officieren waren opgeleid, die in nov. 1970
vanuit zee en vanuit Portugees Guinée zijn land waren binnengedrongen. De aanval werd afgeslagen. Op grond
van de bevindingen van een onderzoekscommissie van de Verenigde Naties kwam de Veiligheidsraad tot de conclusie
dat Portugal verantwoordelijk was voor de aanval. Het conflict met Senegal werd na bemiddeling door de OAE in
mei 1972 beëindigd, maar in 1973 verbrak Senegal opnieuw de betrekkingen, nadat Sekou Touré dit land en
Ivoorkust van inmenging in binnenlandse aangelegenheden had beschuldigd. Eerst in 1978 werden de verhoudingen
met beide landen genormaliseerd. In 1978 werd Guinée tot een revolutionaire volksrepubliek geproclameerd,
gebaseerd op het socialisme, maar strevend naar samenwerking met zowel socialistische als kapitalistische
staten en iedere vorm van oppositie werd onderdrukt. In 1979 werd het land omgedoopt tot ‘Volksrepubliek’
en verklaarde Sekou Touré te willen samenwerken met zowel kapitalistische als socialistische landen. In de
praktijk kwam van beide weinig terecht. In 1984 overleed Sekou Touré plotseling en het door hem opgebouwde
politieke systeem stortte ineen. Voordat een opvolger kon worden gekozen vond er een militaire staatsgreep
plaats onder leiding van het Comité Militaire de Redressement National (CMRN). De leider van dit comité,
Lansana Conté, werd de president van de ‘Tweede Republiek’ en is dat gebleven tot zijn dood op 23 december 2008.
De dag erop werd kapitein Moussou Dadis Camara benoemd tot voorzitter van de Nationale Raad voor Democratie en Ontwikkeling
die hem aanstelde tot de 2de President van de 3de Republiek van Guinée.
|